De raid van de Zwarte Galei

Volgens de "Geschiedenis van Antwerpen", uitgegeven door de "Rederijkkamer de Olijftak", bewerkt door F. H. Mertens en K. L. Torfs, eerste hoofdstuk, blz. 331. Overgenomen in de originele spelling.

'Dit jaer 1600 zou overigens in de geschiedenis van Antwerpen door niets merkwaerdigs zijn gekenmerkt geweest; maer eer het ten einde liep, werd er door de Watergeuzen een aenslag gesmeed, en met zooveel beleid volvoerd, dat men niet weet, waerover zich meer te verwonderen, over de onversaegdheid dier Watergeuzen, of over de zorgeloosheid der Spanjaerden.

Deze laetsten hadden hier nog altoos in de Schelde voor de stad een admiraelschip liggen, en verscheidene andere oorlogschepen. Sinds lang loerden de Zeeuwen op deze prooi; de overrompeling der schans aen het Vlaamschhoofd in 1599 had men tot eenen nieuwen togt bemoedigd; en toen zij dachten, dat de waekzaemheid der Spanjaarden, welke door dit voorval eenigen tijd was opgewekt, weder was ingesluimerd, besloten zy een nieuwe kans te wagen. Zy hadden daertoe een dubbele reden: eenen schoonen prys op te brengen en van de vaert op de Schelde geheel meester te worden. Inderdaed, sedert de overgave konden er weinig schepen den stroom ongestoord opzeilen; maer de vaert kon immers eens weder geheel vry worden, indien de Spanjaerden Vlissingen en de schansen op de beide oevers bemagtigden. En dit door de Staetsen geducht gevaer was geen hersenschim; want Frederik Spinola lag al sedert eenigen tyd met zes zwaer gewapende galeijen in het Swin te Sluis; hy scheen vast tegen Zeeland iets in den zin te hebben, waerby het admiraelschip van Antwerpen met andere oorlogsvaertuigen hem eene behulpzame hand zou bieden.

Wel is waer, dat, zoo als het nu met de zaken geschapen stond, de Spanjaerden weinig of geen uitzigt hadden op eene herovering van Vlissingen, laet staen van Zeeland en de schansen op de Schelde; maer de ondernemende geest van Frederik Spinola kon alles laten veronderstellen. Anderzyds was de verovering van een admiraelschip door lieden, voor wien stryden een dagelyksch spel, en krygsroem een levensgenot was geworden, wel der moeite waerd, dat men er lyf en leden aen waegde. De onderneming werd dierhalve door den Admirael van Zeeland, Justinus van Nassau, besloten.

Er lag destyds te Dortrecht een groot roeischip, de Zwarte galei genaemd: hetzelve werd uitgerust, gewapend, bemand en naer Zeeland gezonden onder bevel van Kapitein Legier Pietersz. Aen Jan Evertsen, de stamvader van een geslacht zeehelden, werd het bestuer der onderneming opgedragen. Behalve de galei waren nog dertien jagten of sloepen gewapende en bemand; de bezettingen van Lillo en Liefkenshoek leverden daerenboven honderd vyf-en-twintig busschieters.

In het holle van den nacht van 29.n op 30.n November werd de togt onder bedekking der duisternis aengevangen, en roeide het kleine eskader de Schelde op. De Spanjaerden, die op niets minder dan op zulke stoute onderneming bedacht waren, bleven argeloos; ja meenden dat het de victualiërs van Hulst waren, en zoo konden de Zeeuwen ongemoeid de Ordammerschans voorby geraken. De Zwarte Galei was gewapend met vyf steenstukken en kwam te middernacht op de reede voor de Nieuwstad. Daer lag aen de Vlaemschen hoek, tegen over deze wyk, het spaensch admiraelschip, zynde eene sterke en schoone heude of kromsteven (zie toelichtingen), groot vyf honderd tachtig ton, voerende zestien metalen en twintig steenstukken, het geschut liggende in drie lagen, de eene boven de andere, en zoo 'gheweldich groot, dat de Zeelanders niets dergelyks en hadden'; bijgevolg was het veel kloeker uitgerust dan het schip van de Zeeuwsen vlootvoogd. Het toeval wilde, dat de Admirael der Schelde, Heer Jacob Maes, zich niet aen boord bevond; en dit bevorder niet weinig de onderneming.

de slag met de Armada door Aert van Antum, 1608 (Rijksmuseum, Amsterdam)Op eenmael werden de Spanjaerden uit hunnen droom vreeselyk wakker gemaekt door het trompetgeschal der Zeeuwen, dat onmiddelyk door het kanongebulder gevolgd werd. Dus maekte de kleine vloot haar tegenwoordigheid op de reede van Antwerpen bekend. Zy was nu tot digt by het bedoelde admiraelschip genaderd. De Zwarte Galei liep op hetzelve in, met zulk eene kracht, dat de yzeren pen, die zy op den snuit had, zoo diep in het schip drong, dat men dezelve met groot gevaer moest afzagen. Inmiddels werden de aengerande bodem dor het bootsvolk beklommen. Na eenen korten maer fellen stryd, werd de manschap overwonnen en het schip genomen.; maer Legier Pieterz was gesneuveld. De bevelhebbers der overige schepen kweten zich mede getrouw van hunnen pligt, beletten,de dat de andere spaensche schepen het admiraelschip zouden ontzetten, en welhaest waren acht vyandelyke bodems de zegeteekenen van dien voor de Watergeuzen roemryke nacht.

Men beseft dat de op zulke wyze bewerkte wegligting van het admiraelschip, zoo spoedig noch zoo heimelyk niet kon toegaen, of men kreeg door het gedruisch van het kanon- en geweervuer in de stad berigt, dat er op de rivier iets gaende was; ook was hier seffens alles in rep en roer; maer te laet, doordien Zeeuwen, onder het schallen der trompetten en het aenheffen van het Wilhelmuslied, met hunnen prys waren weggestevend. Jan Evertsen bragt denzelven met al de veroverde schepen in den vroegen morgen behouden te Lillo. Van belang mocht deze welgeslaegde onderneming genoemd worden, zoowel, wegens den veroverden buit, als wegens het verzwakken van Spanje's strydkrachten. In het geheel hadden de Zeeuwen negen schepen en acht-en-vyftig metalen stukken geschuts veroverd. De buit werd op meerder waerde geschat, dan de uitrusting van de Zwarte Galei gekost had. Maer de belangrykste uitkomsten der onderneming waren, dat Spinola zyne oogmerken tegen Zeeland verydeld zag; dat den antwerpschen handel een gevoelige slag was toegebragt; en dat de zeeuwen hunne vyand op nieuw schrik hadden aengejaegd. Deze schrik ging zooverre, dat, de Spanjaerden ten noorden der Nieuwstad eene schans deden aenleggen thans nog bestaende en bekend onder den naem van Laurysschans.'

Toelichtingen
In een voetnota wordt vermeld: 'Zoo noemt van Meerbeeck dit vaertuig; maer Nikolaes Witsen, in zyne "Aelode en hedendaegsche scheepsbouw" bladz. 498, berigt ons dat de kromstevens eigenlyk eene soort van schepen waren, op de Maes in gebruik, breed van dek en bodem, van voor hoog met houten voorscheen; derzelver mast was krom en het roer vry breed; de steven was geboggeld en lomp gemaekt. Zy waren styf op het water. Deze geheele beschryving is weinig toepasselyk op een admiraelschip, zoo als Bor en van Meteren ons hetzelve voorstellen.'

Drie jaar later kwam de Zwarte Galei andermaal in het nieuws bij de overwinning van de Hollanders op het eskader van Spinola bij Sluis, waardoor de inname van de stad mogelijk werd.

Toelichtingen volgens L. Th. Lehmann "De Galeien - Een bijdrage aan de kennis der zeegeschiedenis" (1987). In 1974 stelde een beurs van ZWO scheepsarcheoloog Lehmann in staat een studie over galeien te maken. Zijn studiereis bracht hem naar de uithoeken van Europa, waar hij in musea en archieven een schat aan materiaal vond. We ontlenen aan zijn boek de volgende gegevens:
'In 1600 kwam er een tweede galei bij, in Dordrecht. Deze werd al even traditioneel de "Zwarte galei" genoemd. Ook van haar weten we iets uit de Resolutiën van de Staten-Generaal van Holland. Zij had 19 riemen per boord en was dus meer dan 30 m lang. Haar kapitein werd Jacob Michielsz Wip. Onder diens commando werd zij een van 's werelds met naam beroemde galeien, dor het verrichten van een huzarenstuk. Dit was een raid op Antwerpen, op 29 november 1600, door deze galei en verscheidene kleinere roeischepen. Een Spaans admiraalschip, weer geen spectaculaire drie- of viermaster, maar een heude, eigenlijk een rivierschip van 180 ton (Bylen 1970, p. 61) lag op de Schelde en werd overmeesterd. Naar de voortreffelijke Van Meteren ons vertelt, ramde Wip de heude zo hard, dat de éperon (ram) vast bleef zitten en afgezaagd moest worden. Geen werkje voor een drukke zeeslag! Wip was misschien nog niet geheel vertrouwd met galeimethoden. Hij kon bij eb de heude wegvoeren en nam ook nog enige handelsschepen mee. De bouwkosten van de galei waren eruit, waarschijnlijk. (Van Meteren 1611, XXII, f 55 1°).