Nieuws
over onze stamvader Vincent
Van Kees Sigmond
Ik ben in de vernieuwde site van het gemeentearchief van Rotterdam gaan
grasduinen. Dankzij de gedetailleerde zoekmogelijkheden vond ik een nog
onbekende akte in het Oud Notarieel Archief. Dit deel van het ONA is wel geïndexeerd, maar door de vreemde naam Van Schelluwe was de akte nooit eerder
opgevallen. Pas door te zoeken op alle akten met de naam "Vincent" of "Cent"
tussen 1580 en 1630 kwam hij tevoorschijn (Oud Notarieel Archief Rotterdam inv.nr.
29A, blz. 483-484, Gemeentearchief Rotterdam)
Als illustratie een kopie van de originele akte. De transcriptie luidt:
Attestatie d.d. 10-7-1603
Notaris Jacob Duyfhuysen
“Op huijden den Xen July 1603, comp(ar)eerden voor mijn Jacob
Duijffhuijsen not(a)r(i)o publ(ic)o en(de) d’ondergenoem(de) getuijgen:
Ariaen Mathijsz. out ontrent XLIJ Jaren, Jan Corn(eli)sz. out ontrent veertich
Jaren, Cuyenira Ockers huysvrouw van Jan Willemsz. schipp(er), out
zessentsestich Jaren, Aeffgen Jasp(er)sdr. jongedochter out 36 Jaren, en
Trijntgen Ariens, wede wijlen Jan Ariensz., out ontrent vierenvijftich Jaren,
en(de) hebben ten versoecke van Jaquemijna Engelraems huijsvrouwe van Vincent
van Schelluve, tegenwoordich gebannen op de galije, voor de gerechte waerheijt
getuijcht en(de) gheattesteert dat zij requirante met d’voorn(oemde) Vincent van
Schelluve haer man vier achtereenvolgen(de) Jaren voor date dese in Captij(n)
Yemants Steechken binnen deser Stat Rott(e)r(da)m als ghebuerluijden te samen
gewoont hebben, en(de) dat zij van(den) voorn(oemde) Vincent van Schelluve noyt
anders gehoort noch gesien en hebben, dan alle eer en(de) duecht, en(de) dat hij
hem in(den) gebuerte altoos gedragen heeft, als een goet, eersaem en(de) vredel(ievend)
buijrman behoort en(de) te doen schuldich is, voorts dat zijl(uiden) drye cleyn
kinderkens te zamen sijn hebben(de), en(de) dat zij requir(an)te maer de luchter
hant en heeft, sulcx dat zij haer selven onder haer kinderkens niet en can
behelpen zulcx wel soude vereijsen, ende dat d’voorn(oemde) Vincent van
Schelluve, (so veel hun dep(osan)t(e)n dies bekent is) altoos zijn vuyterste
naersticheyt en(de) devoir heeft gedaen, omme haer requir(an)te ende zijn
kinderkens in eere te onderhouden en(de) generen , eijnden hier mede haer voorsz(egde)
depositie, bereijt zijn tselve naeder te verclaren en(de) met eede te bevestygen
desnoot(s) en(de) versocht zijn(de). Aldus gedaen te(r) pr(esen)tie vanden E(erzame)
Gillis Lodensz. van Bergen en(de) Jacob Quyrijns, als getuijgen”
handmerken van Arien Mathijss., Jan Corn(eli)sz., Cuenira Ockers,
Trijn Ariensdr., Aeffgen Jasp(er)ss. en Jacob Crijnen; handtekeningen van Gillis
van Berghen en notaris Jacob Duijfhuijsen.
En dan de vertaling in modern Nederlands:
Attestatie d.d. 10-7-1603
Notaris Jacob Duyfhuysen
"Op 10 juli 1603 verschenen voor notaris Jacob Duijffhuijsen vijf personen, die een verklaring aflegden op verzoek van Jaquemijna Engelraems huisvrouw van Vincent van Schelluve, welke laatste een straf uitdient op het galei (tegenwoordich gebannen op de galije). Zij verklaarden dat Jaquemijna met haar man Vincent van Schelluve vier achtereenvolgende jaren in Captij(n) Yemants Steechken binnen Rotterdam als hun buren hebben gewoond. Van genoemde Vincent van Schelluve hebben zij nooit anders gehoord of gezien, dan alle eer en deugd: hij heeft zich in de buurt altijd gedragen als een goed, eerzaam en vredelievend buurman. Omdat zij drie jonge kinderen hebben (drye cleyn kinderkens), terwijl Jaquemijne bovendien slechts één hand heeft (de linkerhand), kan zij zich met haar kinderen niet goed behelpen. Bovendien verklaarden zij, dat Vincent van Schelluve, (voor zover hun bekend) altijd zijn uiterste best heeft gedaan, om Jaquemijna en zijn kinderen eerzaam te onderhouden en de kost te winnen. Alle vijf zetten een handmerk (konden niet schrijven).
Uit bovenstaande akte kunnen een aantal conclusies worden getrokken:
Vincent van Schelven was (vermoedelijk kort voor juli 1603) gestraft met een diensttijd op een galei. Wat hij heeft gedaan om dit te verdienen is (nog) onbekend. De Staten van Holland hadden een galei in de vaart, waarop met name buitenlanders een straf moesten uitdienen. Er moet een Criminele Sententie zijn, waarin vonnis en reden voor de straf worden beschreven (hiernaar wordt nog gezocht).
Doel van de bovenstaande notariële verklaring was ongetwijfeld een gratieverzoek. Gelet op het feit, dat op 4 maart 1604 een dochter Sara werd gedoopt in Amsterdam, was Jaquemijna in juli 1603 vermoedelijk al zwanger. Het is dus niet duidelijk of Vincent bij de doop van 1604 al aanwezig was en of het gratieverzoek is ingewilligd. Archiefstukken van het gratieverzoek moeten bewaard zijn (hiernaar wordt nog gezocht).
Vincent van Schelven en Jaquemijna (Jacomijntien) Engelraems (Ingraets) woonden in 1603 al vier jaar in Rotterdam (m.a.w. waren ca. 1599 getrouwd) en hadden drie kinderen (waaronder hoogstwaarschijnlijk Isaak Centen van Schelven). Opmerkelijk is, dat Vincent een jaar eerder, in 1598, in Amsterdam trouwde met een zekere Trijn Jans, weduwe van Gerrit Garbrantsz. Dit huwelijk heeft dus maar kort geduurd.
De Kapitein Imansteeg (in vele variaties gespeld) heeft nog lang bestaan, is weggebombardeerd in 1940 en liep van de Nieuwehaven naar het Groenendaal. De originele (vrij kleine) bierbrouwerij De Oranjeboom lag in de 17e eeuw aan deze steeg.
Puur speculatief: Het ontbreken van de rechterhand van Jaquemijna is geen goed teken. In sommige streken werd de hand afgehakt na een veroordeling wegens diefstal. Een ongeluk of oorlogsverwonding is uiteraard ook goed mogelijk: het was tenslotte midden in de Tachtigjarige Oorlog.
Deze akte biedt weer tal van mogelijkheden voor verder interessant onderzoek.
Als u
zich verbaast over galeistraf in de 80-jarige oorlog, terwijl u misschien dacht
dat dit meer hoort bij de Grieken en Romeinen, dan bent u niet alleen. Bijgaand
een knipsel uit een boek van Mr. G.W. Vreede, waarin u een tipje krijgt
opgelicht over dit fenomeen.
Vreede, prof. mr. George Willem
George Willem Vreede werd op 14 april 1809 te Tilburg geboren. Hij was de kleinzoon van Pieter Vreede. Vanaf 1821 studeerde hij aan het gymnasium te Leiden, van 1825-1827 aan de universiteit te Gent bij Thorbecke, daarna vanaf 1827 te Leuven en vanaf 1831 te Leiden, waar hij in dat jaar promoveerde. Hij vestigde zich als advocaat te 's-Gravenhage. In 1841 werd hij hoogleraar in het staatsrecht en het volkenrecht aan de rijksuniversiteit te Utrecht. Hij was een tegenstander van de grondwetsherziening van 1848. Hierover publiceerde hij talloze brochures. Vreede publiceerde vele hoofdartikelen in het Utrechtsch Dagblad en schreef een groot aantal brochures. Bekend is zijn omvangrijke werk Inleiding tot eene geschiedenis der Nederlandsche diplomatie (Utrecht, 1850-1865, 5 delen in 6 banden), en Bijdragen tot de geschiedenis der omwenteling van 1795 tot 1798 (Amsterdam, 1847-1851, 2 delen). Verder kunnen genoemd worden: Frederika Sophia Wilhelmina en L.P. van de Spiegel (Utrecht, 1868), het grote werk Mr. Laurens Pieter van de Spiegel en zijne tijdgenooten, 1737-1800 (Middelburg, 1874-1877, 4 delen) en La Souabie, après la paix de Bâle. Recueil de documents diplomatiques et parlementaires (Utrecht, 1879). G.W. Vreede overleed op 29 juni 1880 te Utrecht. Na zijn dood verscheen zijn autobiografie Levensschets van G.W. Vreede, naar zijn eigen handschrift uitgegeven (Leiden, E.J. Brill, 1883)
Van familievorser Lex Slager de volgende veronderstelling (11 maart 2006):
Zeer goed mogelijk dat dit de beroemde Zwarte Galei was. Deze liep in september 1600 te Dordrecht van stapel. Op 26 mei 1603 (slechts een paar weken voor de datering van de gevonden akte) was deze galei betrokken bij de zeeslag voor Sluis tussen een Spaanse en een Zeeuwse vloot! Het zou dus heel goed kunnen dat Vincent daar als gevangene aan boord was. Ik vermoed echter (gelet op de doop van dochter Sara) dat Vincent pas na deze zeeslag gevangen werd gezet.
Uit Wikipedia
De slag bij Sluis was een zeeslag tijdens de Tachtigjarige Oorlog
op 26 mei 1603 tussen een Spaanse vloot onder Frederik Spinola en een Zeeuwse
vloot onder Joost de Moor.
Frederik Spinola was een kaperkapitein die reeds bij Portugal een nederlaag had
geleden tegen een Engels eskader en bij Oostende tegen een Hollands eskader. In
Sluis herbouwde hij zijn vloot. Buitengaats wachtte een blokkade-eskader van 2
galeien, een kleiner schip en een bewapende koopvaarder onder Joost de Moor.
Op 26 mei kwam hij naar buiten, profiterend van een windstilte, waardoor de
Zeeuwse vloot in Vlissingen de Moor niet te hulp zou kunnen komen. Spinola
beschikte over 8 grote en vier kleinere galeien, alle goed bemand: 250 roeiers
en nog eens 200 soldaten.
De in Dordrecht gebouwde zwarte galei onder kapitein Michielszoon werd door twee
van de grote Spaanse galeien geramd. De Spanjaarden probeerden te boorden, maar
werden door enkele wel gerichte kanonschoten tegengehouden, waarna met zwaard,
pistool en mes verder werd gevochten.
De galei van Joost de Moor werd door twee vijandelijke galeien aangevallen, maar
ook hier wisten de Spanjaarden niet de overhand te halen. De kleinere Zeeuwse
galei werd eveneens door vier Spaanse schepen aangevallen, maar kreeg een
dermate warm onthaal dat deze vier schepen zich bij een hernieuwde aanval op de
zwarte galei voegden.
Na ongeveer een uur slaagde admiraal Haultain er in de haven van Vlissingen te
verlaten. De Spaanse vloot trok zich, zwaar beschadigd, terug naar Sluis.
Spinola was dodelijk gewond geraakt. Ook de Moor en Pieterszoon waren gewond,
doch herstelden. Kapitein Michielszoon werd gedood, luitenant Hart leidde hierna
de verdediging van het schip.
Deze slag was de enige zeeslag tijdens de Tachtigjarige Oorlog waarbij aan beide
kanten galeien werden ingezet.
Zie ook deze link naar de Leidse Universiteitsbibliotheek.